Historie: de situatie in Groot Brittannië

Geïntegreerde thuiszorg vindt haar oorsprong in Groot Brittannië. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is daar veel aandacht voor de toenemende vergrijzing en de gevolgen van de explosieve toename van de ouderenpopulatie voor gezondheidszorg, welzijn en wonen. Naar aanleiding van de resultaten van uitvoerig nationaal onderzoek werd destijds een begin gemaakt met de ontwikkeling van ‘community care’: wijkgerichte zorg- en dienstverlening.

De doelen van ‘community care’ waren:

  • Zo lang mogelijk handhaven van de thuissituatie voor ouderen, chronisch zieken en terminale patiënten;
  • Voorkómen van (her)opnames in ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • Zo snel mogelijk ontslag vanuit ziekenhuis naar huis;
  • Goede aansluiting verkrijgen op de zorgvoorzieningen in de thuissituatie;
  • Ondersteuning van de mantelzorg.

Dit was een revolutionaire verandering. Voorheen lag de nadruk van het Britse overheidsbeleid vooral op zorgverlening in het ziekenhuis. Nu werd er een omslag gemaakt naar een nationale ontwikkeling van wijkgerichte zorg. De plannen werden zelfs via de Community Care Act (wet wijkgerichte zorg) tot wetgeving gemaakt.

Betere afstemming van de zorg tussen ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis en thuis werd op nationaal niveau gerealiseerd. Er kwam een multiprofessionele aanpak van gecombineerde zorg-, welzijn- en woonvoorzieningen in de thuissituatie (Partnership working- Health and Social Services). Het overkoepelende adagium was een transformatie van een ‘whole patient’- naar een ‘whole system’-benadering, waarin het hele zorgsysteem (formeel en informeel) werd betrokken.

De plannen leidden tot talrijke praktische verbeteringen. Zo werd in 2001 door het ministerie van gezondheid ’the National Service Framework for Older People’ gepubliceerd (Department of Health 2001). Onderdeel was het invoeren van de ‘Intermediate Care service’ waarin werd samengewerkt door behandelaars in de wijkverpleging: ergotherapie en fysiotherapie. De zogenoemde Intermediate Care was bedoeld voor ouderen die (nog) geen medische indicatie voor het ziekenhuis hadden, maar (nog) niet in staat bleken om zich zelfstandig in de thuissituatie te redden. Voor hen kwamen tijdelijke opvangmogelijkheden, die ook werden gebruikt voor thuiswonende ouderen die zich tijdelijk niet zelfstandig konden redden.

Op lokaal niveau werden voor de thuiswonende patiënt tal van verbeteringen gerealiseerd. Zo werden de wachttijden voor thuiszorg ingekort, de zorgverlening meer op maat gemaakt en de communicatie tussen verschillende disciplines verbeterd. Maar het meest wezenlijk was de samenwerking tussen de professionele wijkgerichte zorgpartners: wijkverpleegkundigen, ergotherapeuten en fysiotherapeuten. De therapeuten kregen daardoor een nieuwe en veel uitvoerigere rol, aangeduid als ‘community therapists’.